zelfst.naamw.
Verbuigingen: | g.mv. (meerv.) |
Tijdens het werk mag niet gerookt worden. - Durante el trabajo no se permite fumar. Is je werk af? - ¿Tu trabajo está terminado? Het is veel werk. - Es mucho trabajo. Hij heeft plezier in zijn werk. - Le gusta su trabajo. werk zoeken - buscar trabajo Na een korte pauze ging hij weer aan het werk. - Después de una breve pausa, volvió a trabajar. zwartwerk - trabajo en negro werkvloer - ámbito laboral |
het vuile werk (=het onaangename, lastige werk) - el trabajo sucio
Ik moet altijd het vuile werk opknappen! - ¡Yo siempre tengo que resolver el trabajo sucio!
|
te werk gaan (=handelen) - proceder
Om zijn doel te bereiken ging hij heel voorzichtig te werk. - Para poder llegar a su meta, actuaba con mucha cautela.
|
alles in het werk stellen om (...) (=heel veel moeite doen om (...)) - hacer todo lo posible para (...)
De politie stelt alles in het werk om de dader te vinden. - La policía hace todo lo posible para encontrar al autor.
|
werk van iets of iemand maken (=veel tijd en moeite besteden aan iets of iemand) - hacer algo con esmero
Hij maakte veel werk van zijn brief. - Hizo la carta con mucho esmero.
|
Er is (veel) werk aan de winkel. (=er is veel te doen) - Hay (mucho) trabajo por hacer.
|