zelfst.naamw.
Haar ogen weerspiegelden het kaarsvlammetje. - Sus ojos reflejaban la llama de la vela. De vlammen sloegen uit het dak. - Las llamas golpeaban por arriba del techo. |
Het huis ging in vlammen op. (=de brand verwoestte het hele huis) - La casa ardía en llamas.
|
waakvlam (=vlam in een gasinstallatie die aangeeft dat er toevoer van gas is) - llama piloto
|
De vlam sloeg in de pan. (=het conflict kwam tot een uitbarsting) - Se armó la gorda.
|
een oude vlam (=iemand op wie je lang geleden verliefd was, en misschien nog steeds) - un viejo amor
|