| Uitspraak: | [vɑn] |
| van Amsterdam - de Ámsterdam Ik hoorde het van mijn collega. - Me he enterado por mi compañero de trabajo. |
| de jas van mijn zus - el abrigo de mi hermana de moeder van mijn buurvrouw - la madre de mi vecina | |
het verhaal van de schepping(=het verhaal over de schepping) - la historia de la creación |
| een tafel van hout - una mesa de madera |
| een jongen van ongeveer twaalf jaar oud - un chico de alrededor de doce años een kamer van vijftien vierkante meter - una habitación de quince metros cuadrados het beroep van schrijver - la profesión de escritor |
van de zomer(=deze zomer) - este verano |
rillen van de kou(=rillen omdat je het koud hebt) - temblar del frío |
Voorbeeldzinnen laden....