van

voorzetsel

Uitspraak:

[vɑn]

1) <om aan te geven waar iemand of iets vandaan komt>
- of, from

van Amsterdam - of Amsterdam Ik hoorde het van mijn collega. - I heard it from my coworker.

2) <om aan te geven wie iets bezit of waar het bij hoort>
- by, from, of, to

de jas van mijn zus - my sister's jacket de moeder van mijn buurvrouw - the mother of my neighbour

het verhaal van de schepping (=het verhaal over de schepping) - Creation Story/myth

3) <om het materiaal aan te geven waarmee iets is gemaakt>
- from, with

een tafel van hout - a wooden table

4) <om een eigenschap aan te geven>
- of

een jongen van ongeveer twaalf jaar oud - a boy of about twelve years old een kamer van vijftien vierkante meter - a room of fifteen square meters het beroep van schrijver - the profession of a writer

5) deel van de uitdrukking:

van de zomer (=deze zomer) - this summer

6) deel van de uitdrukking:

rillen van de kou (=rillen omdat je het koud hebt) - tremble from the cold

© K Dictionaries Ltd.

van (ww.)	to segue
van	out ; of today ; of ; from ; as from now
VAN (Afkorting)	VAN (Afkorting)
van	surname ; upon ; about ; since ; out of ; on ; neither ; Martian ; locale ; concerning ; by

Bronnen: Wikipedia; interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; MWB




NL: aan
NL: aangaande
NL: Aeolisch
NL: betreffende
NL: door
NL: eolisch
NL: in
NL: met
NL: motor
NL: op

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `slip road ` In US-Engels gebruikt men `on / off ramp`

NL: een juweel van een gedicht EN: a gem of a poem
NL: een leerling van me EN: a pupil of mine
NL: van wie is dat boek? EN: whose book is that?, (van welke schrijver) who is that book by?
NL: dat is van mij EN: that's mine
NL: Iemand van naam (van gezicht) kennen EN: know a person by name (by sight)
NL: ik denk van wel EN: I think so
NL: van de week EN: this week
NL: een herrie van je welste EN: the devil of a row
NL: vanuit de verte EN: from afar