Vertaal
Naar andere talen: • nasporen > DEnasporen > ENnasporen > FR
Vertalingen nasporen NL>ES
nasporen (ww.) averiguar (ww.) ; comprobar (ww.) ; controlar (ww.) ; investigar (ww.) ; rastrear (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `nasporen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: naspeuren
NL: navorsen
NL: onderzoeken
NL: traceren