Vertalingen nasporen NL>DE
nasporen (ww.) | ausforschen (ww.) ; erforschen (ww.) ; erproben (ww.) ; forschen (ww.) ; nachforschen (ww.) ; nachspüren (ww.) ; untersuchen (ww.) |
nasporen (werkw.) | nachforchen ; nachspüren |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `nasporen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: naspeurenNL: navorsenNL: onderzoekenNL: tracerenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand
nasporen
DE: (per trein) einem nachreisen