zelfst.naamw.
door een ongeluk twee vingers van je rechterhand missen - faltarle dos dedos de la mano derecha debido a un accidente |
Wat is er aan de hand? (=wat gebeurt hier, wat is de reden (van het genoemde)) - ¿Qué pasa?
Waarom staan jullie daar zo bij elkaar? Wat is er aan de hand? - ¿Por qué están allí juntos? ¿Qué pasa?
|
hand over hand toenemen (=steeds meer toenemen) - aumentar cada vez más
Het vandalisme neemt hier hand over hand toe. - El vandalismo aumenta cada vez más aquí.
|
je hand ophouden (=geld vragen) - pedir limosna
als je aan het einde van de maand blut bent, je hand ophouden bij je ouders - si al fin del mes te quedas sin un duro, pedir dinero a tus padres
|
je handen vol hebben aan (=het heel druk hebben met (iets of iemand)) - estar muy ocupado con
|
met de handen in het haar zitten (=niet meer weten hoe je een probleem moet oplossen) - tirarse de los pelos
De winkelier zit met de handen in het haar, omdat al zijn personeel griep heeft. - El comerciante se tira de los pelos porque todo su personal está con la gripe.
|
achter de hand hebben (=(iets) in reserve hebben) - tener guardado
geld achter de hand hebben voor onverwachte kosten - tener guardado dinero para gastos inesperados
|
in de hand werken (=(iets) veroorzaken of bevorderen) - causar
|
op handen dragen (=(iemand) erg waarderen) - llevar en palmas
op handen gedragen worden door je personeel - ser llevado en palmas por tu personal
|
uit de hand lopen (=verkeerd gaan en er niets aan kunnen doen) - desbordar(se)
De demonstratie liep volledig uit de hand toen de demonstranten de politie bekogelden. - La manifestación se desbordó por completo cuando los manifestantes tiraron a la policía.
|
van de hand wijzen (=niet accepteren) - rechazar
een voorstel van de hand wijzen - rechazar una propuesta
|
voor de hand liggen (=vanzelfsprekend zijn) - ser obvio
Het ligt voor de hand dat ik mijn zieke vriend verzorg. - Es obvio que cuido a mi novio enfermo.
|