Vertalingen afbedelen NL>ES
afbedelen (ww.) | arrancar (ww.) ; coger (ww.) ; escamotear (ww.) ; hurtar (ww.) ; mangar (ww.) ; pegar (ww.) ; picar (ww.) ; piratear (ww.) ; pulir (ww.) ; regatear (ww.) ; robar (ww.) |
het afbedelen | el sonsacar (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afbedelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afsmekenNL: aftroggelen