Vertalingen vrucht NL>ES
vrucht
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [vrʏxt] |
Verbuigingen: | vruchten (meerv.) |
1) iets dat uit de bloesems van een boom groeit, vaak sappig is en dat je soms kunt opeten -
fruta (la ~) rijpe vruchten - frutas maduras vruchtensalade - ensalada de frutas |
2) nog niet geboren kind of jong biologie -
feto (el ~) een onvoldragen vrucht - un prematuro |
3) resultaat -
fruto (el ~) de vrucht van jarenlange arbeid - el fruto del trabajo de muchos años vruchteloos - infructuoso |
de vruchten van iets plukken (=profijt hebben van iets) - recoger los frutos de algo
Hij plukt de vruchten van het werk van zijn voorganger. - Recoge los frutos del trabajo de su antecesor.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de vrucht (v) | el fruto (m) |
de vrucht | la fruta (v) |
vrucht | dedos de bananos ; embrión ; feto ; fructus |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `vrucht`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: gevolgNL: ooftNL: opbrengstNL: productNL: resultaat