Vertalingen passen NL>ES
passen
werkw.
Uitspraak: | [ˈpɑsə(n)] |
Verbuigingen: | paste (verl.tijd ) heeft gepast (volt.deelw.) |
1) de juiste maat hebben -
quedar bien Het past precies. - Queda perfectamente bien. Dit dopje past niet op deze fles. - Esta tapa no queda en esta botella. Zijn trouwpak past hem na dertig jaar nog steeds. - Su traje de boda todavía le queda bien después de treinta años. |
2) proberen of een kledingstuk de juiste maat heeft -
probarse 3) precies het juiste bedrag betalen -
pagar con dinero justo gepast betalen - pagar con dinero justo |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
passen (ww.) | pagar en suelto (ww.) ; venir bien (ww.) ; tener suficiente (ww.) ; ser manifiesto (ww.) ; ser evidente (ww.) ; ser claro (ww.) ; ser adecuado (ww.) ; salir (ww.) ; resultar (ww.) ; quedar bien (ww.) ; probarse una prenda de vestir (ww.) ; probarse (ww.) ; probar (ww.) ; preceder (ww.) ; pagar la cantidad exacta (ww.) ; pagar con cambio (ww.) ; numerar (ww.) ; encajar (ww.) ; corresponder (ww.) ; convenir (ww.) ; contar (ww.) ; brotar (ww.) ; arreglárselas (ww.) ; aparecer (ww.) ; ajustar (ww.) ; abrirse (ww.) |
het passen | el pasos (m) |
passen | distribución irregular ; prueba |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `passen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan proberenNL: aanpassenNL: aanproberenNL: afmetenNL: aftellenNL: afzien vanNL: behorenNL: betamenNL: betreffenNL: bijpassen