zelfst.naamw. (v.)
kippenhok - gallinero Vanavond eten we kip. - Esta noche comeremos pollo. |
geen kip (=niemand) - ni un alma
De zaal is helemaal leeg. Er is nog geen kip. - La sala está totalmente vacía. No hay ni un alma.
|
als een kip zonder kop (=zonder nadenken) - como un papagayo
Die politicus kakelt als een kip zonder kop. - Ese político habla como un papagayo.
|
er als de kippen bij zijn (=er zeer snel bij zijn) - acudir como lobos a un festín
Toen er taart kwam, was ze er als de kippen bij. - Cuando llegó la torta ella acudió como lobos a un festín.
|
met de kippen op stok gaan (=vroeg naar bed gaan) - acostarse con las gallinas
|