Vertalingen genezen NL>ES
genezen
werkw.
Uitspraak: | [xənezə(n)] |
Verbuigingen: | genas (verl.tijd ) is, heeft genezen (volt.deelw.) |
(bij een ziekte) weer gezond maken of worden -
curar(se) De cardioloog heeft me genezen van mijn hartkwaal. - El cardiólogo me ha curado de una enfermedad del corazón. De wond geneest goed. - La herida se cicatriza bien. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
genezen (ww.) | curar (ww.) ; curarse (ww.) ; ponerse bueno (ww.) ; reponerse (ww.) ; restablecerse (ww.) ; sanar (ww.) |
genezen | recuperado |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `genezen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aankomenNL: beterNL: beterenNL: curerenNL: gezond wordenNL: helenNL: helpenNL: hersteldNL: herstellen