I het schrijven

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈsxrɛivə(n)]
Verbuigingen:	-s (meerv.)

brief - correspondence, letter

Wij hebben uw schrijven van 17 maart jongstleden in goede orde ontvangen. - We have duly received your correspondence dated March 17th.

II schrijven

werkw.

Uitspraak:	[ˈsxrɛivə(n)]
Verbuigingen:	schreef (verl.tijd ) heeft geschreven (volt.deelw.)

1) taal vastleggen in schrift (1) - write

netjes tussen de lijntjes schrijven - write neatly between the lines Schrijf je dat met een hoofdletter? - Do you write that with a capital letter?

2) (een tekst) laten ontstaan - write

een verslag van de wedstrijd schrijven voor het clubblad - write a competition report for the club Pas sinds kort schrijft hij zijn boeken op een computer. - Since a little while ago he writes his books on a computer.

3) thn geschreven bericht - write, announce

Ze schreef dat ze gisteren in Peking was aangekomen. - She wrote that she got into Peking yesterday.

© K Dictionaries Ltd.

schrijven (ww.)	to write ; to trace ; to scribble ; to scan ; to output ; to keep up a correspondence ; to correspond
het schrijven	the epistle ; the letter ; the authorship
schrijven	compose ; writing ; write out ; write ; to write ; echo ; create

Bronnen: interglot; kde.nl/node/386; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm




NL: auteurschap
NL: berichten
NL: brief
NL: corresponderen
NL: een briefwisseling hebben
NL: epistel
NL: kalken
NL: maken
NL: neerkrabbelen
NL: neerpennen

NL: Iemand schrijven EN: write to a person
NL: groot (klein) schrijven EN: write large (small)
NL: een recept (een cheque) schrijven EN: write out a prescription (a cheque)
NL: met inkt schrijven EN: write in ink
NL: om iets schrijven EN: write for s.th.
NL: op een advertentie schrijven EN: answer an advertisement
NL: schrijven over EN: write on (about)