warm

bijv.naamw.

Uitspraak:

[wɑrm]

1) met een tamelijk hoge temperatuur, tussen lauw en heet in - warm, mellow, lukewarm

Het is vrij warm voor de tijd van het jaar. - It is quite warm for the time of the year. Ik heb het warm. - I am cold. een warme jas - a warm coat warmwaterkraan - hot water tap

2) met een gevoel van sympathie - warm, mellow, sympathetic

Ik koester warme gevoelens voor haar. - I feel sympathetic towards her. Hij is een warm voorstander van economische samenwerking. - He is a firm supporter of economic cooperation.. een warm aanbevolen boek - a highly recommended book

© K Dictionaries Ltd.

warm	broiling ; burning ; scalding ; warm ; hot ; warming ; warmly

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




NL: brandend
NL: drukkend
NL: fel
NL: fonkelend
NL: gloeiend
NL: hartelijk
NL: hevig
NL: vurig

NL: de grond werd hem te warm onder de voeten EN: the place became too hot for him
NL: het warm hebben EN: be warm
NL: warm houden EN: keep hot (warm)
NL: de zaak warm houden EN: keep the question to the fore
NL: het warm krijgen EN: get warm
NL: warm lopen EN: become (over)heated
NL: warm maken EN: heat
NL: zich warm maken over een zaak EN: get warm (steamed up) over a question
NL: Iemand warm voor iets maken EN: warm a person up for s.th.
NL: het ging er warm toe EN: it was hot work there
NL: warm aanbevelen EN: recommend warmly