taai

bijv.naamw.

Uitspraak:

[taj]

1) moeilijk te breken, te snijden of te scheuren - leathery, tough

Van kauwen op taai vlees worden je kaken moe. - One's jaws become tired of chewing on tough meat.

2) moeilijk, saai en vervelend - long, dogged

nog tien taaie kilometers tot de finish (=) - still a long way to go

een taai probleem (=een oud probleem dat moeilijk is op te lossen) - tough nut to crack

3) met een groot uithoudingsvermogen - tenacious, tough, stubborn

een ouwe taaie (=een oude man of vrouw die zich nog goed weet te handhaven) - an old man/woman still hale and hearty

taai verzet bieden (=zich lang verzetten) - stand firm against

© K Dictionaries Ltd.

taai	dull ; unbending ; tedious ; stubborn ; straight-backed ; stern ; star ; rigid ; recalcitrant ; obstinate ; mindless ; inflexible ; immovable ; boring ; against the grain ; against grain ; chewy ; viscous ; viscid ; tough ; tiresome ; tenacious ; stodgy ; leather ; ductile ; coriaceous

Bronnen: interglot; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; KNNV Botanical glossary




NL: gehard
NL: kranig
NL: langdradig
NL: lastig
NL: onbuigzaam
NL: onverzettelijk
NL: saai
NL: stijfkoppig
NL: stroperig
NL: stug

NL: taaie volharding EN: dogged persistence
NL: hou je taai! EN: keep your pecker up!
NL: geruchten hebben een taai leven EN: rumours are hard to kill