Vertalingen oplopen NL>EN
oplopen
werkw.
Uitspraak: | [ˈɔplopə(n)] |
Verbuigingen: | liep op (verl.tijd ) |
1) hoger worden -
increase, mount, rise Verbuigingen: | is opgelopen (volt.deelw.) |
De kosten zijn flink opgelopen. - The costs have increased considerably. |
De weg loopt hier een beetje op. (=de weg gaat hier omhoog) - The road here goes a bit uphill.
|
2) deel van de uitdrukking: Verbuigingen: | is opgelopen (volt.deelw.) |
oplopen met (=vergezellen)
een stukje met iemand oplopen - to walk with someone for a bit
|
3) (iets dat je niet wilt) krijgen -
catch, contract, incur Verbuigingen: | heeft opgelopen (volt.deelw.) |
een verkoudheid oplopen - to catch a cold achterstand oplopen - to fall behind |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
oplopen (ww.) | to ascend ; to catch ; to contract ; to get ; to increase ; to receive ; to rise ; to run up ; to run-up |
oplopen | accrue ; advance ; closing up ; go up ; incur ; piling ; sustaining |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; MWB
Voorbeeldzinnen met `oplopen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bestijgenNL: krijgenNL: meelopenNL: opdoenNL: stijgenUitdrukkingen en gezegdes
NL: bij iemand
oplopen
EN: drop in on a personNL: samen
oplopen
EN: walk on togetherNL: tegen iemand
oplopen
EN: run into a person