Vertalingen vakantie NL>DE
de vakantie
zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: | [vaˈkɑn(t)si] |
Verbuigingen: | vakanties (meerv.) |
1) periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken -
Ferien , Urlaub (der ~) gesloten wegens vakantie - wegen Urlaub geschlossen zomervakantie - Sommerferien |
kerstvakantie (=vakantie voor scholieren rond Kerstmis en Nieuwjaar) - Winterferien
|
2) vakantiereis -
Ferien , Urlaub (der ~) op/met vakantie gaan naar Italië - nach Italien in Urlaub fahren |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de vakantie (v) | der Bildungsurlaub ; die Erholung ; die Erlaubnis ; der Erlaubnisschein ; die Ferien ; Ferien {{p ; der Studienurlaub ; der Urlaub ; die Urlaubszeit ; der Wahlurlaubstag |
de vakantie | der Feiertag |
vakantie | Jahresurlaub ; Urlaub |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `vakantie`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: reisNL: snipperdagNL: tochtNL: verlofNL: verlofjaarNL: verloftijdUitdrukkingen en gezegdes
NL: grote
vakantie
DE: SommerferienNL: met
vakantie (gaan)
DE: in die FerienNL: met
vakantie (zijn)
DE: in FerienNL: met de
vakantie thuis
DE: zu den Ferien daheim