het verlof

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[vərˈlɔf]
Verbuigingen:	verlofloven (meerv.)

1) toestemming - Erlaubnis (die ~)

verlof krijgen om eerder naar huis te gaan - Erlaubnis erhalten, eher nach Hause zu gehen

2) vrije dagen - Urlaub (der ~)

onbetaald verlof - unbezahlter Urlaub zwangerschapsverlof - Mutterschaftsurlaub ouderschapsverlof - Erziehungsurlaub

© K Dictionaries Ltd.

het verlof	der Bildungsurlaub ; die Erholung ; die Erlaubnis ; der Erlaubnisschein ; die Ferien ; der Freigang ; der Studienurlaub ; der Urlaub ; die Urlaubszeit ; der Wahlurlaubstag
verlof	Erlaubnis ; Sonderurlaub

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: permissie
NL: snipperdag
NL: vakantie
NL: verlofjaar
NL: verloftijd

NL: met verlof (gaan) DE: auf Urlaub
NL: met verlof zenden DE: beurlauben
NL: soldaat met groot verlof DE: Reservist (der)