Vertaal
Naar andere talen: • uitrusten > ENuitrusten > ESuitrusten > FR
Vertalingen uitrusten NL>DE
uitrusten (ww.) ausruhen (ww.) ; ausrüsten (ww.) ; pausieren (ww.) ; ruhen (ww.) ; rüsten (ww.) ; sich ausruhen (ww.) ; sich erholen (ww.)
uitrusten Ausrüstung ; rasten
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `uitrusten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: equiperen
NL: ontspannen
NL: relaxen
NL: rusten
NL: toerusten
NL: uitgerust
NL: verpozen
NL: zich uitrusten