Vertalingen uitbuiten NL>DE
uitbuiten (ww.) | abbauen (ww.) ; ausbeuten (ww.) ; ausnehmen (ww.) ; ausnutzen (ww.) ; benutzen (ww.) ; enthüllen (ww.) ; inBetriebsetzen (ww.) ; schaffen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `uitbuiten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: benuttenNL: berovenNL: exploiterenNL: ontdoenNL: uitmelken