Vertalingen sterven NL>DE
sterven
werkw.
Uitspraak: | [ˈstɛrvə(n)] |
Verbuigingen: | stierf (verl.tijd ) is gestorven (volt.deelw.) |
doodgaan -
sterben Hij is op vijftigjarige leeftijd gestorven aan kanker. - Er ist im Alter von fünfzig an Krebs gestorben. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
sterven (ww.) | eingehen (ww.) ; zugrunde gehen (ww.) ; versterben (ww.) ; verscheiden (ww.) ; umkommen (ww.) ; sterben (ww.) ; im Sterben liegen (ww.) ; hinscheiden (ww.) ; hingehen (ww.) ; fortgehen (ww.) ; erlöschen (ww.) ; erliegen (ww.) ; entschlafen (ww.) ; einschlummern (ww.) ; einschlafen (ww.) ; dahingehen (ww.) ; aussterben (ww.) ; absterben (ww.) ; abkratzen (ww.) |
sterven (werkw.) | sterben |
sterven | ableben ; zu Tode kommen ; ums Leben kommen ; sein Leben verlieren ; hopsgehen ; fallen ; draufgehen ; den Tod finden ; den Tod erleiden ; dahinscheiden |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `sterven`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afstervenNL: barstenNL: bezwijkenNL: doodgaanNL: heengaanNL: het leven latenNL: inslapenNL: kapotgaanNL: omkomenNL: ontslapenUitdrukkingen en gezegdes
NL: een natuurlijke dood
sterven
DE: einen natürlichen Tod, eines natürlichen Todes (das)NL: aan een ziekte
sterven
DE: an einer Krankheit (das)NL: op
sterven liggen,
stervende zijn
DE: im Sterben liegenNL: op
sterven na dood
DE: totsterbenskrankNL: ik mag
sterven (als ik het weet)
DE: ich will (das)