Vertalingen ronken NL>DE
ronken
werkw.
Uitspraak: | [ˈrɔŋkə(n)] |
Verbuigingen: | ronkte (verl.tijd ) heeft geronkt (volt.deelw.) |
(van een zware motor in werking) geluid voortbrengen -
brummen , röhren een toespraak met ronkende volzinnen (=een bombastische toespraak) - eine Ansprache mit geschwollenen Sätzen
|
liggen te ronken (=slapen (en snurken)) - liegen zu schnarchen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ronken (ww.) | schnarchen (ww.) |
ronken (werkw.) | brummen ; ratzen ; schnarchen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `ronken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: brommenNL: knorrenNL: slapenNL: snorrenNL: zagen