de plas

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[plɑs]
Verbuigingen:	plassen (meerv.)

1) hoeveelheid urine die je in één keer uitplast - Pfütze (die ~), Urin (der ~)

een plas doen - Wasser lassen

2) hoeveelheid water in de openlucht, klein meer - Pfütze (die ~), Lache (die ~), kleiner See (der ~)

met een roeibootje over de plas varen - mit einem Ruderboot über einen See fahren

3) hoeveelheid vloeistof die ergens ligt - Pfütze (die ~), Lache (die ~)

een plasje bloed - eine Blutlache Na de regenbui liggen er plassen op straat. - Nach dem Schauer sind Pfützen auf der Straße.

© K Dictionaries Ltd.

de plas (m)	die Lache ; die Pfütze ; das Pinkeln ; das Pipi machen ; das Pullern ; der Teich ; der Tümpel
plas	Eispfütze ; Meereispfütze ; das Pipi ; die Pisse ; Tümpel

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bel
NL: meer
NL: overschot
NL: pis
NL: plasje
NL: plasje doen
NL: poel
NL: vijver
NL: waterplas

NL: plas bloed DE: Blutlache
NL: de wijde plas DE: das große Wasser, der große Teich
NL: een plas doen DE: (van kinderen) Pipi machen