I overleggen

werkw.

Uitspraak:	[ˈovərlɛxə(n)]
Verbuigingen:	legde over (verl.tijd ) heeft overgelegd (volt.deelw.)

(documenten) laten zien of geven - vorlegen

U moet een originele geboorteakte kunnen overleggen. - Sie müssen eine Geburtsurkunde im Original vorlegen.

II overleggen

werkw.

Uitspraak:	[ovərˈlɛxə(n)]
Verbuigingen:	overlegde (verl.tijd ) heeft overlegd (volt.deelw.)

bespreken om een probleem op te lossen - nachdenken , besprechen , Rücksprache halten

Dit moeten we even met de baas overleggen. - Dies müssen wir eben mit dem Chef besprechen.

© K Dictionaries Ltd.

overleggen (ww.)	abwägen (ww.) ; beraten (ww.) ; beratschlagen (ww.) ; besprechen (ww.) ; debattieren (ww.) ; diskutieren (ww.) ; eine Versammlung abhalten (ww.) ; erörtern (ww.) ; konferieren (ww.) ; sich beraten (ww.) ; Sitzung halten (ww.) ; tagen (ww.)
overleggen (werkw.)	beraten ; überlegen
overleggen	darüberlegen ; vorlegen

Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Trueterm; Antiquarian Dictionary




NL: beraadslagen
NL: inleveren
NL: overwegen

NL: er een deken overleggen DE: eine Decke überlegen