intrekken

werkw.

Uitspraak:	[ˈɪntrɛkə(n)]
Verbuigingen:	trok in (verl.tijd )

1) opgezogen worden door (iets) - einziehen

Verbuigingen:	is ingetrokken (volt.deelw.)
De inkt is ingetrokken in de stof en dat geeft een lelijke vlek. - Die Tinte ist in den Stoff eingezogen und das gibt einen hässlichen Fleck.

2) (iets) ongeldig verklaren - zurückziehen , einziehen

Verbuigingen:	heeft ingetrokken (volt.deelw.)
een besluit intrekken - einen Beschluss zurückziehen Ik trek mijn beschuldiging terug. - Ich ziehe meine Beschuldigungen zurück.

3) naar binnen trekken - einziehen

Verbuigingen:	heeft ingetrokken (volt.deelw.)
Wil je je benen even intrekken, dan kan ik je passeren - Würdest du deine Beine bitte einziehen, dann kann ich vorbeigehen. Een poes kan haar nagels intrekken. - Eine Katze kann ihre Krallen einziehen.

© K Dictionaries Ltd.

intrekken (ww.)	einstellen (ww.) ; zurückziehen (ww.) ; zurückrufen (ww.) ; zurücknehmen (ww.) ; streichen (ww.) ; stornieren (ww.) ; sich zurückziehen (ww.) ; rückgängig machen (ww.) ; revozieren (ww.) ; aufheben (ww.) ; annulieren (ww.) ; absagen (ww.) ; abbestellen (ww.)
het intrekken	das Widerrufen
intrekken	abschaffen ; einfahren ; aufheben

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afbestellen
NL: afgelasten
NL: afschaffen
NL: afzeggen
NL: annuleren
NL: binnenbrengen
NL: binnenrukken
NL: herroepen
NL: nietig verklaren
NL: ontslaan

NL: de verloven intrekken DE: den Urlaub sperren
NL: de stad intrekken DE: in die Stadt einziehen
NL: (dieper) het land intrekken DE: ins Land hineinziehen
NL: bij iemand intrekken DE: bei einem Wohnung nehmen, zu einem ziehen