1. MWB
  2. Vertalen
  3. fiksen (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • fiksen > EN • fiksen > ES • fiksen > FR
Vertalingen fiksen NL>DE
fiksen (ww.) hinbiegen (ww.) ; zustandebringen (ww.) ; zuendespielen (ww.) ; wiederherstellen (ww.) ; wiedereinsetzen (ww.) ; wiederaufbauen (ww.) ; vollenden (ww.) ; vollbringen (ww.) ; schaffen (ww.) ; reparieren (ww.) ; montieren (ww.) ; innovieren (ww.) ; hinkriegen (ww.) ; hindeichseln (ww.) ; ausbessern (ww.) ; gutmachen (ww.) ; flicken (ww.) ; fixen (ww.) ; fertigstellen (ww.) ; fertigmachen (ww.) ; fertigkriegen (ww.) ; fertigbringen (ww.) ; erneuern (ww.) ; erledigen (ww.) ; einseifen (ww.) ; deichseln (ww.) ; beenden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `fiksen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: flikken
NL: goedmaken
NL: herstellen
NL: klaarspelen
NL: maken
NL: rechtzetten
NL: repareren
NL: voor elkaar krijgen