Vertalingen goed NL>DE
I het goed
zelfst.naamw.
1) <woord met vage betekenis voor allerlei zaken>
-
Gut (das ~) je geld en je goed - jemandes Geld und Gut |
vastgoed (=onroerend goed (zoals huizen, gebouwen)) - unbewegliche Güter
|
2) wat goed is -
Gute (das ~) Die maatregel doet meer kwaad dan goed. - Die Maßnahme richtet mehr Schaden an als das sie Gutes tut. |
(van bedragen) ten goede komen aan (iets of iemand) (=bestemd zijn voor of gunstig zijn voor (iets of iemand)) - jemandem etwas zugute kommen lassen
De opbrengst van de collecte komt ten goede aan de slachtoffers van de ramp. - Die Einnahmen der Kollekte kommen den Opfern der Katastrophe zugute.
|
3) kleding -
Kleidung (die ~) je vuile goed in de wasmand doen - die schmutzige Wäsche in den Wäschekorb legen |
je goeie goed (=je mooie kleren) - die gute Kleidung
op zondag in je goeie goed naar de kerk gaan - am Sonntag mit der guten Kleidung zur Kirche gehen
|
Gestolen goed gedijt niet. (=gestolen spullen brengen geen geluk) - Diebesgut tut nicht gut.
|
4) deel van de uitdrukking: -
(iets) te goed hebben (=(iets) nog moeten krijgen) - etwas gut haben
Ik heb nog tien euro van je te goed. - Ich habe noch zwei Euro gut bei dir.
|
II goed
bijv.naamw.
1) als iets of iemand een hoge kwaliteit heeft of in welvarende conditie is -
gut , hochwertig een goede fiets kopen - ein gutes Fahrrad kaufen Hij is goed in rekenen. - Er kann gut rechnen. |
in goede aarde vallen (=gewaardeerd worden) - auf fruchtbaren Boden fallen
Mijn voorstel viel in goede aarde. - Mein Vorschlag fiel auf fruchtbaren Boden.
|
niet goed worden (=je ziek gaan voelen) - krank werden
Ik heb zo'n raar gevoel in mijn hoofd. Ik word niet goed. - Mein Kopf fühlt sich so komisch an. Ich fühle mich krank.
|
niet goed worden van (iets) (=(iets) heel vervelend vinden) - es wird einem schlecht von etwas
Ik word niet goed van al zijn praatjes. - Mit wird schlecht von all seinem Geschwätz.
|
het goed maken (=gezond zijn) - gutgehen
Hoe gaat het met je? Goed en met jou? - Wie geht es dir? Gut, und dir?
|
2) gunstig (voor iets) -
gut , geeignet Het late najaar is een goede tijd om bollen in de tuin te zetten. - Der späte Herbst ist eine gute Zeit, um Zwiebelblumen zu pflanzen. Veel beweging is goed voor je gezondheid. - Viel Bewegung ist gut für die Gesundheit. |
3) correct -
richtig , korrekt , gut Het antwoord op die vraag is goed - Die Antwort auf diese Frage ist richtig. |
als ik het goed heb... (=als ik me niet vergis...) - wenn ich mich nicht irre ...
Als ik het goed heb, kom je morgen op bezoek. - Wenn ich micht irre, kommst du morgen zu Besuch.
|
4) deel van de uitdrukking: -
Goede Vrijdag (=vrijdag voor Pasen) - Karfreitag
|
III goed
bijwoord
1) zeer -
gut , ordentlich , sehr Het is goed mis! - Das ist richtig falsch! |
2) deel van de uitdrukking: -
goed en wel (=nog maar net) - kaum
Toen hij goed en wel in bad lag, ging de telefoon. - Als er gerade eben im Bett lag, schellte das Telefon.
|
3) deel van de uitdrukking: -
zo goed als (=bijna helemaal) - praktisch
Het eten is zo goed als koud. - Das Essen ist so gut wie kalt.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
goed (znw.) | die Ware ; der Stoff ; die Sachen ; die Sache ; der Gegenstand ; das Ding ; der Artikel |
het goed | die Habe ; das Gut ; gut ; das Eigentum ; der Besitz |
goed | tadellos ; wohlgeformt ; akkurat ; stehenlassen ; richtig ; peinlich genau ; passend ; korrekt ; haargenau ; Gut ; Gut ; gewissenhaft ; genau ; einwandfrei ; bleibt ; angemessen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; mwb; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `goed`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aantrekkelijkNL: artikelNL: bezittingNL: boerderijNL: bruikbaarNL: correctNL: degelijkNL: dikNL: dingNL: eerlijkUitdrukkingen en gezegdes
NL: goed voor
DE: (op bons) gültig fürNL: waar is dat
goed voor?
DE: wozu dient das?NL: op een
goede dag (keer)
DE: eines TagesNL: een
goede honderd stuks
DE: gut hundert StückNL: (het duurt) een
goed uur
DE: eine gute StundeNL: een
goede vijftiger
DE: ein starker FünfzigerNL: hij is niet
goed
DE: (niet wel) er ist (ihm ist) nicht wohlNL: jullie zijn
goed af!
DE: ihr seid gut dran!NL: wees zo
goed mij mede te delen
DE: teilen Sie mir gütigst mitNL: (jij hebt)
goed (lachen)
DE: gutNL: als ik het
goed heb
DE: wenn mir recht isNL: (dat is) allemaal
goed en wel
DE: alles schön und gutNL: goed en wel (thuis aankomen)
DE: gut und wohlbehaltenNL: (we waren)
goed en wel thuis of...
DE: kaum zu Hause, da...NL: al te
goed is buurmans gek
DE: wer sich grün macht den fressen die ZiegenNL: voor
goed
DE: auf (für) immer, (definitief) endgültigNL: mij
goed
DE: mir recht!NL: zo
goed en zo kwaad als het ging
DE: wie es eben (an)gingNL: goed zo!
DE: schön!