het gevaar

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[xeˈvar]
Verbuigingen:	gevaarvaren (meerv.)

kans dat er iets ergs gaat gebeuren - Gefahr (die ~), Risiko (das ~)

de gevaren van overmatig alcoholgebruik - die Gefahren eines übermäßigen Alkoholgebrauchs We lopen gevaar opgesloten te raken. - Wir drohen eingeschlossen zu werden. Het gevaar dreigt dat de dijken doorbreken. - Es droht Gefahr, dass die Deiche brechen.

op het gevaar af (=met het risico dat) - auf die Gefahr hin Op het gevaar af je te beledigen, moet ik toch zeggen dat je dat helemaal verkeerd hebt gedaan. - Auf die Gefahr hin, dich zu beleidigen, muss ich doch sagen, dass du das völlig falsch gemacht hast.

© K Dictionaries Ltd.

het gevaar	die Drohung ; die Gefahr ; das Risiko ; die Unsicherheit
gevaar	Gefahr ; die Gefahr ; Gefahren ; schädliche Wirkung

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Wiktionary; Omegawiki.org




NL: dreiging
NL: onheil
NL: onheilsdreiging
NL: onveiligheid
NL: ramp
NL: risico

NL: in gevaar brengen DE: in Gefahr bringen, gefährden
NL: op gevaar af (van) te verdrinken DE: auf die Gefahr hin zu ertrinken
NL: gevaar lopen (te vallen) DE: Gefahr laufen
NL: (zijn positie) loopt gevaar, ist gefährdet, loopt daardoor gevaar DE: wird dadurch gefährdet
NL: dat kan geen gevaar, daar is geen gevaar bij DE: das hat keine Gefahr, es ist keine Gefahr dabei
NL: er is geen gevaar voor de zieke DE: der Kranke ist außer Gefahr