Vertalingen domineren NL>DE
domineren
werkw.
Uitspraak: | [domiˈnerə(n)] |
Verbuigingen: | domineerde (verl.tijd ) heeft gedomineerd (volt.deelw.) |
meer invloed of macht hebben dan de rest -
beherrschen , dominieren Ouderen domineren de automarkt. - Ältere Menschen dominieren den Automarkt. Die buitenlandse club domineert de wedstrijd. - Der ausländische Club dominiert den Wettkampf. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
domineren (ww.) | beherrschen (ww.) ; dominieren (ww.) ; herrschen (ww.) ; vorherrschen (ww.) ; überwiegen (ww.) |
domineren (werkw.) | dominieren |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `domineren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beheersenNL: de overhand hebbenNL: heersenNL: overheersen