Vertaal
Naar andere talen: • broeden > ENbroeden > ESbroeden > FR
Vertalingen broeden NL>DE

broeden

werkw.
Uitspraak:  [ˈbrudə(n)]
Verbuigingen:  broedde (verl.tijd ) heeft gebroed (volt.deelw.)

(van vogels) op een ei zitten om het jong eruit te laten komen - brüten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
broeden (ww.) züchten (ww.) ; warmhalten (ww.) ; erzeugen (ww.) ; brüten (ww.) ; ausbrüten (ww.) ; aufziehen (ww.)
broeden (werkw.) brüten
het broedendas Pack ; das Zeug ; die Sippschaft ; der Pöbel ; der Plebs ; das Lumpengesindel ; die Kanaille ; das Gesindel ; das Gelichter ; die Brut
broeden Bebrueten ; Kükenhaltung ; Kükenaufzucht ; Brüten ; Brut ; Brueten
Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `broeden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: gebroed
NL: koesteren
NL: nadenken
NL: uitbroeden
NL: warmhouden
NL: zinnen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: (wanneer) broeden (deze vogels?) DE: brüten, hecken
NL: kwaad broeden DE: Böses brüten, aushecken
NL: zitten te broeden op DE: brüten auf (4)