Vertaal
Naar andere talen: • aanplanten > ENaanplanten > ESaanplanten > FR
Vertalingen aanplanten NL>DE
aanplanten (ww.) hegen (ww.) ; ziehen (ww.) ; zeugen (ww.) ; umwandeln (ww.) ; umgestalten (ww.) ; umbauen (ww.) ; treiben (ww.) ; kultivieren (ww.) ; hervorbringen (ww.) ; heranziehen (ww.) ; heranbilden (ww.) ; fortpflanzen (ww.) ; erzeugen (ww.) ; aufziehen (ww.) ; aufbauen (ww.)
aanplanten (werkw.) anpflanzen ; anbauen
het aanplantendie Anpflanzung ; das Anpflanzen ; das Anbauen
aanplanten anpflanzen ; bepflanzen
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `aanplanten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aankweken
NL: fokken
NL: genereren
NL: kweken
NL: opkweken
NL: planten
NL: procreëren
NL: telen
NL: verbouwen
NL: voortbrengen