Vertalingen zien NL>DE
zien
werkw.
Uitspraak: | [zin] |
Verbuigingen: | zag (verl.tijd ) heeft gezien (volt.deelw.) |
1) waarnemen met je ogen -
sehen een bril nodig hebben, omdat je minder goed gaat zien - eine Brille benötigen, weil man schlechter sehen kann een programma gezien hebben op tv - eine Sendung im Fernsehen gesehen haben |
het voor gezien houden (=weggaan) - es gesehen haben
|
Ik zie je! (=<afscheidsgroet>) - Wie sehen uns!
|
Mij niet gezien! (=<dit zeg je als je iets echt niet wilt>) - Mit mir bestimmt nicht!
|
We zien wel. (=we wachten maar af) - Wir werden es sehen.
|
iets zien in... (=verwachtingen hebben van (iets of iemand)) - etwas erwarten von
Wat ziet hij toch in dat meisje? - Was erwartet er denn von dem Mädchen?
|
2) opvatten -
sehen Ik zie dat anders dan jij. - Ich sehe das anders als du. |
3) eruitzien -
sehen , aussehen bleek zien - bleich aussehen Het zag er blauw van de rook. - Man sah nur blauen Dunst. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zien (ww.) | ansehen (ww.) ; betrachten (ww.) ; entdecken (ww.) ; erkennen (ww.) ; merken (ww.) ; observieren (ww.) ; schauen (ww.) ; sehen (ww.) ; wahrnehmen (ww.) |
zien (werkw.) | sehen |
het zien | das beobachten |
zien | Blicken ; Sehen ; zeigen |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `zien`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanschouwenNL: begrijpenNL: bekijkenNL: belevenNL: bemerkenNL: beoordelenNL: bespeurenNL: bezichtigenNL: blikkenNL: gadeslaanUitdrukkingen en gezegdes
NL: (uit je brief) zie ik dat...
DE: ersehe ich daß...NL: hij liet mij het boek
zien
DE: er ließ mich das Buch sehen, er zeigte mir das BuchNL: (de tong) laten
zien
DE: zeigenNL: (dat) wil ik toch wel (of: nog) eens
zien
DE: will ich doch mal sehenNL: hij ziet op geen paar euro
DE: es kommt ihm nicht auf ein paar Euro anNL: niet veel in iets
zien
DE: sich nicht viel von etwas versprechen, nicht viel von etwas erwarten, keine große Erwartungen von etwas habenNL: niet zo nauw
zien
DE: es nicht so genau nehmenNL: zien te
DE: (proberen te) versuchen zuNL: te
zien krijgen
DE: zu sehen bekommen, (in het oog krijgen) erblicken, zu Gesicht bekommenNL: wat zie jij eruit!
DE: wie du aber aussiehst!NL: bleek
zien
DE: blaß aussehenNL: de ramen
zien uit op de tuin
DE: die Fenster sehen, gehen nach dem GartenNL: dat ziet op mij
DE: das geht auf michNL: het
zien
DE: das Sehen, (in het oog krijgen) das Erblicken, (de aanblik) der AnblickNL: het
zien kost niets
DE: das Sehen hat man umsonstNL: bij het
zien v.
DE: beim Anblick (2)NL: tot
ziens
DE: auf Wiedersehen