strekken

werkw.

Uitspraak:	[ˈstrɛkə(n)]
Verbuigingen:	strekte (verl.tijd ) heeft gestrekt (volt.deelw.)

(iets) zo ver mogelijk uitrekken in de lengte - strecken , recken

je rug strekken - den Rücken strecken

© K Dictionaries Ltd.

strekken (ww.)	strecken (ww.)
strekken	abspulen ; Bügeln ; dehnen ; mechanisch richten ; Richten ; Strecken ; Streckziehen ; vorspulen

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.




NL: dienst doen
NL: extensie
NL: ophouden
NL: opwinden
NL: reiken
NL: rekken
NL: spannen
NL: uitbreiden
NL: uitrekken
NL: uitsteken

NL: z. strekken DE: sich strecken
NL: (zover) strekt (zijn invloed) DE: reicht, erstreckt (das)
NL: tot eer strekken DE: zur Ehre gereichen
NL: tot voorbeeld strekken DE: als Beispiel dienen