Vertalingen spannen NL>DE
spannen
werkw.
Uitspraak: | [ˈspɑnə(n)] |
Verbuigingen: | spande (verl.tijd ) heeft gespannen (volt.deelw.) |
1) (van kleren) erg nauw zitten -
spannen Je broek spant op je billen. - Deine Hose spannt am Po. |
2) (iets) strak trekken -
spannen , anspannen een snaar spannen - eine Saite spannen je spieren spannen - die Muskeln anspannen |
3) deel van de uitdrukking: -
Het spant erom. (=het is erg onzeker of iets net wel goed gaat of net niet) - Es ist spannend.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
spannen (ww.) | anspannen (ww.) ; aufziehen (ww.) ; beziehen (ww.) ; dehnen (ww.) ; spannen (ww.) ; strecken (ww.) |
spannen (werkw.) | spannen |
het spannen | die Gespänne ; die Paare |
spannen | aufspannen oder einspannen ; festsetzen ; rüsten ; spannen ; steifholen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `spannen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aantrekkenNL: erop aankomenNL: knellenNL: koppelsNL: opspannenNL: opwindenNL: strekkenNL: uitrekkenUitdrukkingen en gezegdes
NL: z. voor een zaak
spannen
DE: sich für eine Sache einsetzenNL: het zal erom
spannen
DE: es wird schwer halten