Vertalingen slempen NL>DE
slempen (ww.) | fressen (ww.) ; futtern (ww.) ; hineinstopfen (ww.) ; pfropfen (ww.) ; prassen (ww.) ; schlemmen (ww.) ; stopfen (ww.) ; vollstopfen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `slempen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: boemelenNL: brassenNL: schransenNL: uitspattenNL: vretenNL: zwelgenNL: zwijnen