Vertalingen schelden NL>DE
schelden
werkw.
Uitspraak: | [ˈsxɛldə(n)] |
Verbuigingen: | schold (verl.tijd ) heeft gescholden (volt.deelw.) |
op boze toon beledigende dingen roepen tegen iemand -
schelten , schimpfen © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schelden (ww.) | ausschimpfen (ww.) ; beschimpfen (ww.) ; schelten (ww.) ; schimpfen (ww.) ; wettern (ww.) |
schelden (werkw.) | schimpfen |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `schelden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beledigenNL: foeterenNL: uitfoeterenNL: uitjouwenNL: uitscheldenUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand voor dief
schelden
DE: einen einen Dieb schelten, schimpfen