schuiven

werkw.

Uitspraak:	[ˈsxœyvə(n)]
Verbuigingen:	schoof (verl.tijd )

1) (iets) zonder optillen naar een andere plaats duwen - schieben

Verbuigingen:	heeft geschoven (volt.deelw.)
een doos een beetje naar achteren schuiven - einen Karton etwas nach hinten schieben
naar voren schuiven (=(iemand) onder de aandacht brengen van anderen) - jemanden empfehlen Hij werd naar voren geschoven als de opvolger van de directeur. - Er wurde als Nachfolger des Direktors vorgeschlagen

2) je langzaam voortbewegen - rutschen , schieben

Verbuigingen:	is geschoven (volt.deelw.)
De kinderen schoven op hun knieën door de kamer. - Die Kinder rutschten auf Knien durch das Zimmer. De lange rij bezoekers schoof naar de ingang. - Die lange Besucherschlange schob sich dem Eingang entgegen.

© K Dictionaries Ltd.

schuiven (ww.)	gleiten (ww.) ; schieben (ww.) ; weiterschieben (ww.)
schuiven	auf einer Führung gleiten ; in einer Führung gleiten ; scheren ; schiften ; verschieben

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: betalen
NL: duwen
NL: glijden
NL: langzaam gaan
NL: opium roken
NL: opzij duwen
NL: rommelen
NL: voortschuiven

NL: (de menigte) schoof (langzaam naar buiten) DE: schob (das)
NL: laat hem maar schuiven ! DE: laß ihn nur machen!