overtuigen

werkw.

Uitspraak:	[ovərˈtœyxə(n)]
Verbuigingen:	overtuigde (verl.tijd ) heeft overtuigd (volt.deelw.)

met argumenten bereiken dat (iemand) gelooft dat iets is zoals je het voorstelt - überzeugen

overtuigend bewijs - überzeugender Beweis

overtuigd zijn van (=zeker weten) - von etwas überzeugt sein Ik was ervan overtuigd dat ze Frans sprak, maar dat viel nogal tegen. - Ich war davon überzeugt, dass sie französisch sprach, aber das war ziemlich enttäuschen.

© K Dictionaries Ltd.

overtuigen (ww.)

bereden (ww.) ; einwickeln (ww.) ; gewinnen (ww.) ; herumkriegen (ww.) ; umstimmen (ww.) ; überreden (ww.) ; überzeugen (ww.)

Bronnen: interglot; Wikipedia




NL: bewijzen
NL: nagaan
NL: ompraten
NL: overhalen
NL: overreden

NL: van iets overtuigd zijn DE: von etwas überzeugt sein
NL: ervan overtuigd zijn dat... DE: überzeugt sein daß...
NL: een beklaagde het overtuigend bewijs van zijn misdaad leveren DE: einen Angeklagten des Verbrechens überführen
NL: overtuigend bewijs DE: überzeugender, einwandfreier Beweis