opslaan

werkw.

Uitspraak:	[ˈɔpslan]
Verbuigingen:	sloeg op (verl.tijd ) heeft opgeslagen (volt.deelw.)

1) bewaren voor later gebruik - (Daten) speichern , lagern , einlagern

gegevens opslaan in een database - Daten in einer Datenbank speichern een deel van je meubels opslaan als je tijdelijk in het buitenland gaat wonen - einen Teil seiner Möbel einlagern, wenn man zeitweilig ins Ausland geht

2) een bal in het spel brengen ^sport - aufschlagen
© K Dictionaries Ltd.

opslaan (ww.)	absorbieren (ww.) ; speichern (ww.) ; lagern (ww.) ; erwähnen (ww.) ; enthalten (ww.) ; deponieren (ww.) ; bewahren (ww.) ; bergen (ww.) ; aufheben (ww.) ; aufbewahren (ww.) ; archivieren (ww.) ; ablegen (ww.)
opslaan (werkw.)	speichern
opslaan	aufklappen ; speichern ; Sichern ; lagern ; erhöhen ; einspeichern ; einlagern ; binden ; aufschlagen

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: archiveren
NL: bewaren
NL: deponeren
NL: inkuilen
NL: onthouden
NL: opbergen
NL: opnemen
NL: serveren
NL: vastleggen

NL: opgeslagen liggen, zijn DE: (van goederen) lagern
NL: zijn winterprovisie opslaan DE: den Winterbedarf einkaufen, seinen Winterbedarf decken
NL: (aardappelen) in de kelder opslaan DE: einkellern