Vertalingen ontglippen NL>DE
ontglippen (ww.) | ausbrechen (ww.) ; ausreißen (ww.) ; aussteigen (ww.) ; davoneilen (ww.) ; durchbrennen (ww.) ; entfahren (ww.) ; entfliehen (ww.) ; entwischen (ww.) ; fliehen (ww.) ; flüchten (ww.) ; fortrennen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ontglippen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: ontgaanNL: ontkomenNL: ontschietenNL: ontsnappenNL: ontvallenNL: ontvluchtenNL: per ongeluk zeggenNL: vluchtenNL: wegkomenNL: weglopenUitdrukkingen en gezegdes
NL: aan de aandacht
ontglippen
DE: de Aufmerksamkeit entgehen