Vertalingen logeren NL>DE
logeren
werkw.
Uitspraak: | [loˈʒerə(n)] |
Verbuigingen: | logeerde (verl.tijd ) heeft gelogeerd (volt.deelw.) |
op bezoek zijn en blijven slapen -
bei jemandem übernachten bij opa en oma logeren - bei Opa und Oma übernachten |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
logeren (ww.) | leben (ww.) ; logieren (ww.) ; wohnen (ww.) ; übernachten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `logeren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bivakkerenNL: levenNL: overnachtenNL: residerenNL: verblijvenNL: wonenUitdrukkingen en gezegdes
NL: bij iemand gaan
logeren
DE: zu einem zu Besuch, auf Logierbesuch gehen