lief

bijv.naamw.

Uitspraak:

[lif]

1) als je iemand erg aardig vindt of van iemand houdt - niedlich , allerliebst , lieb , gut , liebenswert , süß

Je bent een lieve schat. - Du bist ein süßer Schatz. Wat lief van je om me uit te nodigen. - Was lieb von dir, mich einzuladen.

2) deel van de uitdrukking: -

Ik zou er een lief ding voor over hebben om... (=ik zou erg graag willen dat...) - Ich würde viel darum geben, ...

3) deel van de uitdrukking: -

meer dan me lief is (=meer dan ik zou willen) - mehr als mir lieb ist

4) deel van de uitdrukking: -

voor lief nemen (=(iets negatiefs) aanvaarden) - vorliebnehmen

© K Dictionaries Ltd.

het lief

der Freund ; der Boyfriend

lief

herzlich ; göttlich ; himmlisch ; hübsch ; hübsch ; lieb ; lieb ; liebenswürdig ; nett ; niedlich ; paradiesisch ; populär ; prima ; reizend ; schön ; sittsam ; sympathisch ; süß ; vorbildlich ; gutaussehend ; allerliebst ; angenehm ; attraktiv ; beliebt ; brav ; einmalig ; einzigartig ; engelhaft ; erfreulich ; fein ; flaumig ; freundlich ; freundschaftlich ; geliebt ; gerngesehen ; gesellig ; goldig ; artig ; einzig

Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; mwb




NL: aardig
NL: allerliefst
NL: bekoorlijk
NL: bemind
NL: beminde
NL: beminnelijk
NL: bevallig
NL: braaf
NL: deugdzaam
NL: dierbaar

NL: lieve deugd! DE: du meine Güte!
NL: een lieve jongen DE: (iron.) ein sauberer Bursche
NL: een lief jongetje DE: (iron.) ein sauberes Früchtchen
NL: toen had je het lieve leventje aan de gang DE: da ging der Spektakel los
NL: (dat zijn) lieve mensen DE: nette Leute
NL: lief doen DE: (vleien) schmeicheln, schöntun, schöne Worte machen
NL: lief tegen iemand doen DE: (bijv. meisje) einem schöne Augen machen, einem schöntun, schön mit einem tun
NL: (iemand) lief krijgen DE: lieb gewinnen
NL: (dat is) lief van je DE: nett, liebenswürdig von dir
NL: iets voor lief nemen DE: mit etwas fürliebnehmen, vorliebnehmen
NL: net zo lief niet DE: ebenso gern nicht