Vertaal
Naar andere talen: • kleden > ENkleden > ESkleden > FR
Vertalingen kleden NL>DE

kleden

werkw.
Uitspraak:  [ˈkledə(n)]
Verbuigingen:  kleedde (verl.tijd ) heeft gekleed (volt.deelw.)

kleren aandoen - kleiden , anziehen
zich warm kleden in de winter - sich im Winter warm anziehen
smaakvol gekleed gaan - geschmackvoll gekleidet sein

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
kleden (ww.) kleiden (ww.) ; sich anziehen (ww.) ; sich ausschmücken (ww.) ; sich kleiden (ww.)
kleden (werkw.) kleiden
het kledendas Ankleiden ; das Anlegen ; das Anziehen
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `kleden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aandoen
NL: aankleden
NL: aantrekken
NL: uitdossen
NL: uitmonsteren
NL: zich tooien

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: z. kleden DE: sich ankleiden, sich anziehen