1. MWB
  2. Vertalen
  3. knoeien (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • knoeien > EN • knoeien > ES • knoeien > FR
Vertalingen knoeien NL>DE

knoeien

werkw.
Uitspraak:  [ˈknujə(n)]
Verbuigingen:  knoeide (verl.tijd ) heeft geknoeid (volt.deelw.)

1) alles om je heen vies maken - kleckern , klecksen
knoeien met eten - mit Essen kleckern

2) (werk) slecht uitvoeren - pfuschen , herumpfuschen
Dat schilderwerk is niet goed. Je zit te knoeien. - Die Malerarbeiten sind nicht gut. Du pfuschst herum.

3) fraude plegen - pfuschen , (ver-)fälschen
knoeien met de omzetcijfers - die Umsatzzahlen verfälschen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
knoeien (ww.) kleckern (ww.) ; verunreinigen (ww.) ; verschmutzen (ww.) ; stümpern (ww.) ; schweinigeln (ww.) ; schmieren (ww.) ; pfuschen (ww.) ; panschen (ww.) ; manschen (ww.) ; herumpfuschen (ww.) ; beschmutzen (ww.) ; beschmieren (ww.) ; beklecksen (ww.) ; beflecken (ww.)
knoeien mogeln ; schwindeln ; schummeln
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `knoeien`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanrommelen
NL: aanrotzooien
NL: bedrog plegen
NL: beunhazen
NL: kladden
NL: kliederen
NL: klungelen
NL: klunzen
NL: modderen
NL: morsen