Vertalingen keel NL>DE
keel
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [kel] |
Verbuigingen: | kelen (meerv.) |
lichaamsdeel helemaal achterin je mond -
Kehle (die ~), Hals (der ~) een zere keel hebben van het harde praten - Halsschmerzen vom lauten Sprechen haben een droge keel hebben als je dorst hebt - einen trockenen Hals haben, wenn man Durst hat |
een keel opzetten (=beginnen te schreeuwen) - aus Leibeskräften schreien
|
de keel uithangen (=(iets of iemand) niet meer willen) - zum Hals heraushängen
Die kleren heb ik al zo lang. Die hangen me de keel uit. - Die Kleider habe ich schon so lang. Sie hängen mir zum Hals heraus.
|
niet door je keel kunnen krijgen (=(eten) niet lusten) - (Essen) nicht herunterbekommen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de keel (v) | die Kehle |
de keel | die Gurgel ; der Hals ; der Rachen ; der Schlund |
keel | Einkehlung ; Hals ; Hohlkehle des Radreifens ; die Kehle ; Kopfkehlflaeche ; Rot ; Schlund |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wiktionary; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `keel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: halsNL: keelgatNL: strotUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand bij de
keel grijpen
DE: einen an der Kehle, Gurgel fassenNL: het hangt me de
keel uit
DE: es wächst (hängt) mir zum Halse herausNL: (het hart) klopt hem in de
keel
DE: schlägt ihm in den Hals hinaufNL: (iemand het mes) op de
keel zetten
DE: an die Kehle setzenNL: een
keel opzetten
DE: laut (auf)schreien, laut zu heulen anfangenNL: (her.) een veld van
keel
DE: ein rotes Feld