I enig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈenəx]

1) waarvan er maar één is - einzig

de enige manier om het te doen - die einzige Art, es zu tun

enig kind zijn (=geen broers of zussen hebben) - das einzige Kind sein

2) erg leuk - einmalig

Wat een enige ketting heb je om! - Was hast du für eine einmalige Kette um!

II enig

pronoun

Uitspraak:

[ˈenəx]

1) kleine hoeveelheid - einige

met enige vertraging arriveren - mit einiger Verspätung ankommen

2) een of ander, welk(e) dan ook - irgendein

Ik vind wiskunde moeilijker dan enig ander vak. - Ich finde Mathematik schwieriger als irgendein anderes Fach.

© K Dictionaries Ltd.

enig (ww.)	einzig
enig	exklusiv ; unvergleichlich ; unvergleichbar ; süß ; reizend ; originell ; niedlich ; nett ; lieb ; goldig ; flaumig ; exklusive ; etwas ; etwas ; einzigartig ; einzigartig ; einzig in seiner Art ; einmalig ; einmalig ; außergewöhnlich ; außergewöhnlich ; ausschließlich ; allerliebst ; einige ; irgendein

Bronnen: mwb; interglot; Wiktionary; Trueterm




NL: alleen
NL: allerliefst
NL: apart
NL: beeldig
NL: bijzonder
NL: dezelfde
NL: dol
NL: dolletjes
NL: dottig
NL: één

NL: (in deze streek staan) slechts enige (= verspreid staande) huizen DE: nur einzelne Häuser
NL: enige ervaring (hebben) DE: einige Erfahrung, etwas Erfahrung
NL: ons enig kind DE: unser einziges Kind
NL: (dat is) het enige (wat ik te zeggen heb) DE: das einzige
NL: te eniger tijd DE: über kurz oder lang
NL: zonder enig gevaar DE: ohne die geringste, ohne jede Gefahr
NL: zonder enige oorzaak DE: ohne die geringste Ursache, ohne irgendwelche Ursache
NL: zonder enige twijfel DE: ohne jeden Zweifel
NL: enig erfgenaam DE: alleiniger Erbe, Universalerbe (der)
NL: (je hebt daar) een enig uitzicht DE: eine herrliche, eine wundervolle Aussicht
NL: (die jurk staat je) enig DE: reizend
NL: (hij is) een enige vent DE: ein gelungener, ein netter, ein feiner Kerl
NL: (morgen vrij;) enig ! DE: (das ist aber) fein!