Vertalingen boom NL>DE
de boom
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [bom] |
Verbuigingen: | bomen (meerv.) |
1) een stam met takken -
Baum (der ~) beukenbomen - Buchen kerstboom - Weihnachtsbaum |
een boom van een vent (=een heel grote man) - ein Baum von einem Kerl
|
hoge bomen vangen veel wind (=mensen met een hoge functie krijgen veel kritiek) - Hohe Bäume fangen viel Wind.
|
2) deel van de uitdrukking: -
een boom opzetten (=een uitvoerig gesprek beginnen) - etwas ausführlich diskutieren
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de boom (m) | der Baum ; der, mv. Baum |
boom | Baum ; Galgen ; Giesstraube ; Kettbaum ; Kran ; Löffelträger ; Schwebebalken ; der Stab ; die Stange ; Treppenwange ; Wange ; Zugdeichsel |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `boom`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: hoge bomen vangen veel wind
DE: je höher der Baum desto näher der BlitzNL: door de bomen het bos niet zien
DE: vor lauter Bäumen den Wald nicht sehenNL: kerel als een
boom
DE: baumhoher KerlNL: een
boom over iets opzetten
DE: ein langes und breites über etwas plaudern