afzonderlijk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ɑfˈsɔndərlək]

elk op zich - einzeln , getrennt

de afzonderlijke afleveringen van een tijdschrift - die Einzellieferungen einer Zeitschrift

© K Dictionaries Ltd.

afzonderlijk (bnw.)	besonders (bnw.)
afzonderlijk	einzelstehend ; vereinzelt ; separat (bnw.) ; jeder für sich ; getrennt (bnw.) ; gesondert (bnw.) ; freistehend ; einzig ; einzeln ; einmalig ; apart ; alleinstehend ; absonderlich ; abgschieden ; abgesondert ; abgeschieden ; diskret

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afgezonderd
NL: alleenstaand
NL: apart
NL: bijzonder
NL: geïsoleerd
NL: gescheiden
NL: individueel
NL: los
NL: losstaand
NL: op zichzelf staand

NL: afzonderlijk geval DE: Einzelfall (der)
NL: afzonderlijke ingang DE: besonderer Eingang, Separateingang (der)
NL: afzonderlijke commissie DE: Sonderausschuß (der)
NL: afzonderlijk nummer (van tijdschrift) DE: (= los nummer) Einzelheft (das) DE: (= extra nummer) Sonderheft (das)
NL: (de gearresteerden werden) afzonderlijk verhoord DE: gesondert vernommen