[natyʀ]



1 qui appartient à la nature, qui vient de la nature - natuurlijk - natuur-

  'une catastrophe naturelle'
  een natuurramp

2 qui n'a pas été fait ou modifié par l'homme - natuurlijk

  'une matière naturelle'
  een natuurlijk materiaal

3 normal - normaal

  'Il est naturel d'essayer de l'aider.'
  Het is normaal dat je hem probeert te helpen.
© K Dictionaries Ltd.

naturel (znw.)

de ongekunsteldheid (v) ; de ongedwongenheid (v) ; de natuurlijkheid (v) ; de naturel ; de autochtoon

naturel

onaangetast ; onaangeroerd ; onberoerd ; onbewogen ; ongebruikt ; ongecompliceerd ; ongedwongen ; ongekunsteld ; ongeopend ; onontkomelijk ; simpel ; uiteraard ; van nature aanwezig ; vanzelf ; vanzelfsprekend ; zeker ; zonder moeite ; zonder twijfel ; inlands ; aangeboren ; allicht ; bijgevolg ; dus ; eenvoudig ; eigen ; gemakkelijk ; in een handomdraai ; ingeboren ; inheems ; koel ; koud ; licht ; logisch ; makkelijk ; moeiteloos ; natuurlijk ; niet moeilijk ; onaangebroken ; onaangedaan ; natuurlijk

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




FR: affiné
FR: angélique
FR: blanc
FR: cristallin
FR: éthéré
FR: fin
FR: frais
FR: immaculé
FR: inaltéré
FR: neuf

FR: enfant naturel NL: onecht kind
FR: gaz naturel NL: aardgas
FR: grandeur naturelle NL: levensgroot
FR: histoire naturelle NL: natuurlijke historie
FR: loi naturelle NL: natuurwet
FR: sciences naturelles NL: natuurwetenschappen
FR: vin naturel NL: onvervalste wijn
FR: chassez le naturel, il revient au galop NL: de natuur gaat boven de leer
FR: peindre au naturel NL: naar de natuur schilderen