Vertalingen foyer FR>NL
[fwaje]1 lieu où vit une famille - woning - huis
une femme/mère au foyer
(= femme qui s'occupe de sa maison et de sa famille) - een huisvrouw2 lieu dans lequel des personnes peuvent se réunir ou vivre - huis - tehuis
'un foyer d'étudiants'
een studentenhuis3 lieu d'où provient ··· - haard - vertrekpunt
'le foyer d'une épidémie'
de haard van een epidemie4 endroit où l'on fait du feu - haard - stookplaats
'le foyer d'une cheminée'
een haardvuur© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
foyer (m) | de hal ; het broeinest ; eigen haard (znw.) ; de focus (m) ; de foyer (m) ; de haard (m) ; de haardstede ; haardstee (znw.) ; het haardvuur ; het brandpunt ; het hospitium ; de koffiekamer ; het opvangcentrum ; de residentie (v) ; de salon (m) ; de stookgelegenheid (v) ; de stookplaats ; de vuurhaard (m) ; de brandhaard (m) ; het asiel |
foyer (v) | de open haard (m) |
foyer | brandpunt ; aardbevingshaard ; facettenindeling ; focus ; foyer ; haard ; ketelhaard ; lounge ; meestoven ; ontmoetingscentrum ; oorsprong ; reactorkern ; tehuis ; vuurhaard ; ziektehaard |
Bronnen: interglot; Horecagids; Trueterm; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `foyer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: âtreFR: brasierFR: centreFR: cheminéeFR: demeuréFR: domicileFR: feuFR: focaleFR: origine